Iedereen verzamelt steeds meer gegevens. Bedrijven, organisaties en de overheid, maar ook bijvoorbeeld verzamelaars via Catawiki. Het onderwijs doet actief mee aan deze trend van het registreren van gegevens. Big data maakt dus een steeds groter onderdeel uit van het onderwijs. Maar: wat leveren al die feiten en gegevens nu eigenlijk op? Moeten we bang zijn voor al te veel controle? Doen we eigenlijk wel iets nuttigs met al die data?
De term ‘Big data’ is enige jaren geleden ontstaan. Als gevolg van het groeiend gebruik van computers, telefoons et cetera neemt de hoeveelheid gegevens explosief toe. Onder gegevens worden niet alleen ingevulde listen gezien, maar ook films, geluidsopnames, presentaties: alles wat elektronisch wordt opgeslagen. Al die gegevens staan in verschillende bestanden, in verschillende systemen, in verschillende bedrijven en op verschillende locaties. Die enorme hooiberg aan gegevens noemen we big data.
Wie in die hooiberg een spreekwoordelijke naald kan vinden is spekkoper. Of zoals marketeers het formuleren: “Data is het nieuwe goud van onze economie. Er liggen dus enorme marktkansen als we deze data effectief kunnen inzetten.” Bedrijven en organisaties worden steeds meer data gedreven. Een willekeurig voorbeeld: TomTom verdient meer geld aan de data van zijn gebruikers dan aan de licenties voor de routeplanners.
Onderwijs creëert zijn eigen big data
Binnen het onderwijs wordt ook steeds meer vastgelegd en geregistreerd. Het begint al in de eerste jaren van de basisschool. Via het maken van werkplannen, (Cito)toetsen, kwaliteits-plannen, portfolio’s, leervolgsystemen en noem maar op, worden de resultaten van de leerlingen geregistreerd. En al die gegevens moeten worden bewaard, minimaal vijf jaar.
Het vastleggen van steeds meer gegevens is voor veel docenten en managers een doorn in het oog. Het aanschaffen en onderhouden van de benodigde systemen kost veel geld. Het bijhouden van de systemen, het invullen van alle gegevens, kost op zijn beurt veel tijd van de docenten. Docenten worden boekhouders, managers worden hoofd administratie. De financiële middelen en de tijd van de docenten kunnen daardoor niet aan onderwijstaken worden besteed.
Wat levert big data nu op?
Uit onderzoek van onder andere Cap Gemini eind 2014 blijkt dat de opbrengst van big data voor bedrijven vaak tegen valt. Slecht één op de zes van de belangstellende bedrijven hebben daadwerkelijk een aanpak om big data te benutten geïmplementeerd. En slecht een kwart van die groep rapporteert positieve resultaten. Men ervaart veel technische problemen. Maar nog moeilijker blijkt het om uit de grote hoeveelheid gegevens trends te herkennen, laat staan zinvol te hanteren.
Binnen het onderwijs is het resultaat niet anders. Er wordt veel vastgelegd op basis van defensieve redenen, bijvoorbeeld als verantwoording naar de Inspectie. Veel scholen gebruiken een ELO ( elektronische leeromgeving) om gegevens en resultaten vast te leggen. Het leerproces wordt daar nauwelijks mee ondersteund. Aan zogenaamde learning analytics komen scholen nauwelijks toe.
Zo haal je wel resultaat!
Voor alle duidelijkheid: ik ben een warm voorstander van het toepassen van nieuwe technologie in het onderwijs! Maar daarbij hanteer ik wel als uitgangspunt dat het leerproces centraal moet staan. Registratie en administratie uit defensieve overwegingen, zoals verantwoording achteraf, kunnen nooit een valide argument zijn.
Een elektronische leeromgeving kan een perfect instrument zijn om het leerproces te ondersteunen. Het geeft de docent de mogelijkheid om de leerling actief te ondersteunen tijdens zijn studie, via interactie, toevoegen van kennis en ervaring, interventie enzovoort. Juist die dynamiek maakt het onderwijs inspirerender. De volgende stap is het toepassen van learning analytics.
Flipping the Classroom is al enige tijd een hype. We hebben daar een gratis E-book over beschikbaar en verzorgen workshops. De vele docenten die we hebben getraind zijn zonder uitzondering enthousiast. Gek genoeg blijft het meestal bij een enkele film. Juist door het onderdeel te maken van een logisch opgebouwd curriculum en het toevoegen aan de ELO ontstaat toegevoegde waarde.
Tot slot: het gebruik van mobieltjes, tablets en de social media. Veruit de meeste scholen willen dit niet inzetten bij het onderwijs, regelmatig worden telefoons zelfs afgepakt. Een gemiste kans want het kunnen goede middelen zijn om te leren, middelen die aansluiten op de dagelijkse ervaring van de studenten. In plaats van een werkstuk te maken, bijvoorbeeld een interview met een ondernemer, is een film opgenomen met een mobieltje een inspirerend alternatief.