Groter is efficiënter. Dat is de overtuiging van veel ondernemers en managers. Maar een toenemend aantal mensen twijfelt aan deze overtuiging. Steeds vaker wordt duidelijk dat het veel geld kost om een grote organisatie op koers te houden. De kosten van groot-zijn wegen vaak niet meer op tegen de baten. En dit is nog slechts één van de nadelen, zeker voor ondernemend onderwijs.
Voor veel bedrijven en (semi-) overheidsorganisaties is groeien, overnemen, fuseren dan wel acquireren vanzelfsprekend. Grotere organisaties zijn immers efficiënter: minder doublures in de organisatie en bijvoorbeeld gezamenlijk inkopen leiden tot kostenbesparing. Hoe groter de organisatie hoe groter de efficiëntie, en hoe groter het schaalvoordeel.
Over de schaalnádelen wordt echter nooit gesproken. Hoe groter de organisatie, hoe meer mensen, hoe meer afdelingen en hoe meer locaties. Bij internationale bedrijven geldt bovendien dat verschillende talen en culturen gemanaged moeten worden. Deze omvang en diversiteit vereisen strakke afspraken, regels en procedures, en een strakke regie. De kosten stijgen navenant.
Schaalnádelen
Een voorbeeld uit mijn eigen praktijk. Binnen Philips maakte ik binnen een Business Unit een product. Dat betrof de ontwikkeling, productie, verkoop en levering van dit product. De totale kosten waren daarmee 100%. Daarbovenop kwamen de concernkosten. Deze bedroegen 105%. De kostprijs van dit product was 205%, dus meer dan verdubbeld! En dan moest er ook nog winst op gemaakt worden.
Binnen het onderwijs is de situatie niet anders. Regelmatig komen wij binnen scholen waarvan minder dan 50% van de medewerkers onderwijs verzorgen. De overige medewerkers zijn staf, onderwijskundige, of bijvoorbeeld ICT .
Maar daarmee houdt het niet op. Docenten maken vaak deel uit van een zelfsturend team. Docenten moeten dan meer managementtaken vervullen, naast hun onderwijstaken. Daarnaast vereist de organisatie, en het ministerie, steeds meer registratie en verantwoording. De tijd die daarvoor nodig is wordt afgesnoept van de lestijd voor studenten.
Per saldo wordt dan naar schatting 40% van de capaciteit ingezet voor het primaire proces: het verzorgen van onderwijs voor de studenten. De overige capaciteit, omgerekend een opslag van 150%, wordt ingezet ten bate van de organisatie.
Zo bezien deed Philips het met een opslag van “slechts” 105% destijds niet slecht.
Op weg naar flexibeler oplossingen
Philips realiseerde zich destijds dat de concernopslag te groot was. Men verloor klanten en omzet, de winst brokkelde af. Om erger te voorkomen heeft men destijds de organisatie gestroomlijnd. Het primaire proces werd centraal gezet en ondersteunende activiteiten bleven alleen gehandhaafd als ze daadwerkelijk waarde toevoegden aan het primaire proces. Vanwege de concurrentie herhaalt dit proces zich nog steeds regelmatig.
Veel ondernemers beseffen steeds meer dat een organisatie ook té groot kan worden. De crisis in 2008 heeft daar veel aan bijgedragen. Daarvoor was de grootte van het bedrijf en het aantal medewerkers het criterium van succes: hoe groter hoe succesvoller.
Deze mindset is verdwenen. Klantgericht werken, waarde toevoegen en flexibiliteit zijn nu de kernbegrippen. Tijdelijk werk en de ver-ZZP-ing van het werk zijn daarvan het gevolg.
Ondernemend onderwijs
Veel docenten ervaren dagelijks aan den lijve wat de gevolgen van een te grote organisatie zijn. Amarantis en ROC Leiden zijn voorbeelden van organisaties waar het fout ging. Dat was voor de minister enige maanden gelden reden om te streven naar kleinere scholen. Helaas heeft ze deze ambitie al weer teruggenomen.
Er is alle reden om na te denken over een kleinschaliger opzet van het onderwijs. De middelen die vrijgemaakt kunnen worden, kunnen ingezet worden voor beter onderwijs. De docenten en hun manager hoeven zich minder bezig te houden met interne en administratieve zaken. De vrijkomende aandacht kunnen zij inzetten voor verbetering van het onderwijs en het onderhouden van contact met het beroepenveld en de samenleving.
Urgent!
HBO- en MBO-scholen ervaren geen concurrentie. En dus ervaren ze ook geen prikkel uit de markt. Zolang de financiering gelijk blijft en de minister hen geen opdracht geeft zal de huidige situatie in stand blijven.
Maar dat kunnen wij ons als samenleving niet veroorloven. De techniek en de arbeidsmarkt veranderen razendsnel. School en werkgevers mogen niet uit de pas lopen maar moeten samenwerken. Een praktisch voorbeeld. In de regio Utrecht is enorm grote vraag naar ICT-deskundigheid. Hoe kan het dat bedrijven desondanks nauwelijks ICT-ers op MBO-niveau aannemen. Een van de vele actuele problemen om samen op te pakken.
Focus op onderwijs en samenleving, kleinschalig en alleen het hoognodige op het gebied van bureaucratie: dat is ondernemend onderwijs.