Creativiteit is een belangrijk onderdeel van ondernemend gedrag. Van moderne medewerkers wordt creativiteit verwacht. Creativiteit wordt vaak gezien als iets heel bijzonders, als een vaardigheid waarover alleen heel bijzonder kunstenaars beschikken. Creativiteit kan je echter ontwikkelen, net als andere vaardigheden. Interactie met anderen en veel oefenen helpen om creativiteit te ontwikkelen. Met de volgende werkwijze kan dat op een intensieve en speelse manier.
Iedereen kent wel deze werkvormen: brainstormen, een SWOT opstellen, projectmatig werken, business model canvas. Deze werkvormen kunnen de creativiteit stimuleren. Binnen ondernemend onderwijs worden deze werkvormen vaak gehanteerd, studenten moeten deze werkvormen kennen en kunnen toepassen.
Het toepassen van deze werkvormen blijkt vaak lastig. Brainstormen verzandt vaak, het maken van een projectvoorstel wordt vaak saai gevonden, het business model canvas is abstract en gaat vaak over de hoofden van de deelnemers heen. Het enthousiasme van studenten om bij een nieuw onderwerp opnieuw te gaan brainstormen, plannen te maken, SWOT’s te maken en zo meer, dat enthousiasme zakt al gauw weg. En dus ook de creativiteit.
In zo’n geval kan een battle met flap-swipen helpen.
Eerst: wat is flap-swipen?
Flap-swipen bestaat uit twee woorden. Allereerst “flap”. Hiermee worden vellen papier bedoeld. Omdat je werkt in groepen zijn grote vellen papier op A0-formaat het handigst. “Swipen” betekent het doorschuiven van een groot vel papier naar de volgende groep.
Flap-swipen doe je met vier groepen. Het minimaal aantal deelnemers is dus vier. Om het praktisch toe houden heeft elke groep maximaal vijf deelnemers. Bij voorkeur is er één persoon die het proces begeleidt. Dat kan bijvoorbeeld de docent zijn.
Flap-swipen voer je uit in vier ronden. Na elke ronde swipe je je flap naar de volgende groep.
Aan de slag!
Flap-swipen begint met een idee of een probleem dat opgelost moet worden. Het moet praktisch zijn. Je gaat bijvoorbeeld aan de slag met het keuzedeel ‘Duurzaamheid in je beroep”. Een voorbeeld van een probleem is dan: ‘Hoe kunnen we het gebruik van plastic verminderen? ‘ Als docent (her)formuleer je het idee/probleem.
Ronde 1: uitwerking van het probleem/idee
Elke groep werkt het probleem zo goed mogelijk uit om tot oplossingen te komen. Alle argumenten worden zo gedetailleerd mogelijk benoemd. Gebruik steekwoorden, slagzinnen en geen volzinnen. Schrijf op wat je bedenkt. Overleg met elkaar wat nog meer kan. De begeleider loopt rond. Geeft suggesties en beslist geen oordeel!
Na 10 minuten sluit de begeleider deze ronde. Elke groep swipet zijn flap naar de volgende groep, bijvoorbeeld rechts van hen.
Ronde 2: tips
In de tweede ronde vullen de deelnemers de uitwerking op de flap van de vorige groep aan met tips en suggesties.
Na 5 minuten sluit de begeleider deze ronde. Elke groep swipet zijn flap weer door naar de volgende groep.
Ronde 3: 100 redenen waarom de uitwerking nìet klopt
In deze ronde zijn de deelnemers alleen maar negatief. Wat een onzinargument! Dat ze dat niet snappen! Op de flap van de vorige groep schrijven de groepsleden alle argumenten op waarom de uitwerking niet kán kloppen.
Deze fase leidt tot veel commentaar en is hilarisch. De begeleider zorgt ervoor dat groepen alleen met elkaar en niet met andere groepen praten.
Na 5 minuten sluit de begeleider deze ronde. Elke groep swipet zijn flap naar de volgende groep.
Ronde 4: 100 redenen waarom de uitwerking natuurlijk wél klopt
In deze ronde zijn de deelnemers alleen maar positief. Daarom klopt de uitwerking! Op de flap van de vorige groep schrijven de groepsleden alle argumenten op waarom de uitwerking van het idee/probleem beslist klopt.
Na 5 minuten sluit de begeleider deze ronde. Elke groep swipet zijn flap weer door naar de volgende groep.
De battle
Elke groep heeft zijn eigen flap weer terug. Het oorspronkelijke probleem/idee, aangevuld met ideeën, argumenten waarom het niet klopt en argumenten waarom het wel klopt.
Verdeel de groep in twee delen: voorstanders en tegenstanders van de uitgewerkte oplossing van het probleem/idee. De ene groep aan de ene kant van de ruimte, de andere groep daar tegenover. Laat elke groep argumenten voor hun standpunt met elkaar bespreken. Neem daar 5 minuten de tijd voor.
Discussie
Geef eerst de voorstanders het woord, voor een korte inleiding. De tegenstander komt als tweede. Daarna een open discussie, iedereen mag argumenteren en reageren. Als docent spoor je ook de stille deelnemers aan. Laat het ongeveer 5 minuten duren, maar kap nog niet af als er leuk gediscussieerd wordt.
Prijs!
Een battle kan niet zonder prijs. De docent is de jury en reikt een kleine prijs uit aan de groep die de beste argumenten had. De deelnemers vormen de publieksjury. Wie heeft het beste geargumenteerd? Hij of zij krijgt de publieksprijs.
Dit is maar één van de werkvormen van flap-swipen. Op het eerste gezicht misschien lastig met jouw soms lastige studenten. Met een beetje creativiteit wordt het vast een leuk succes……