Ondernemend gedrag is voor veel opleidingen een belangrijk onderwerp. Daarom is dit het meest gekozen keuzedeel, zowel op niveau 1-2 als op niveau 3-4. Ondernemend gedrag bestaat uit meerdere vaardigheden, die sterk aan de persoon verbonden zijn. Hoe beoordeel je de ontwikkeling van ondernemend gedrag van studenten op een evenwichtige manier?
“Ondernemend gedrag” is al sinds de invoering van de keuzedelen het meest favoriete keuzedeel, zowel voor niveau 1-2 als voor niveau 3-4. Het keuzedeel “Duurzaamheid in je beroep” wordt steeds vaker gekozen, en is daardoor de runner-up. Het belang van ondernemend gedrag als vaardigheid wordt door werkgevers steeds belangrijker gevonden.
Ondernemend gedrag is lastig te definiëren. Het is een containerbegrip, dat bestaat uit persoonlijke vaardigheden als creativiteit, integer handelen en communicatie. Maar het bestaat ook uit meer formele kennis en vaardigheden zoals kennis en ‘gevoel’ voor de formele en informele organisatie. Bij de beoordeling van ondernemende vaardigheden gaat het zowel over persoonlijke ontwikkeling als vaardigheden en kennis. Het is dus niet mogelijk om één vaste standaard ter beoordeling te definiëren.
Ondernemend gedrag laat je zien in de praktijk
Veruit de beste manier om de ontwikkeling van ondernemend gedrag te beoordelen is de praktijk. Studenten doen een project in de beroepspraktijk en werken aan een verbeteringsvoorstel. Samenwerken is een belangrijk onderdeel van het project. De manier waarop zij dit opzetten, uitvoeren, resultaat halen en evalueren kan beoordeeld worden.
Sommige methoden en opleidingen kiezen voor een theoretische aanpak. Studenten werken individueel aan opdrachten en “challenges”, meestal achter een computer. In deze opzet ontbreken twee fundamentele onderdelen: de koppeling aan de beroepspraktijk en het aspect samenwerken. Studenten die op deze manier moeten studeren kan je niet goed beoordelen op de ontwikkeling van hun ondernemend gedrag.
Beoordelingsmodel
Een praktische manier om de ontwikkeling van ondernemend gedrag in beeld te brengen is met behulp van de beoordelingsformulieren van de Projecthandleiding Docent. In de Projecthandleiding Docent zijn drie beoordelingsformulieren opgenomen waarmee het project beoordeeld kan worden:
- Beoordeling van het eindresultaat van het project. Dit is een teamcijfer, telt 4x mee.
- Beoordeling van de presentatie van het project. Dit is een teamcijfer, telt 1x mee.
- Beoordeling van het Persoonlijk Verslag. Dit is een individueel cijfer, telt 4x mee.
De drie cijfers leiden tot een (individueel) eindcijfer.
De Projecthandleiding Docent vind je in de docentenhandleiding van Ondernemend Gedrag 1-2 en Ondernemend Gedrag 3-4. Als je de docentenhandleiding nog niet hebt kun je de beoordelingsformulieren hier aanvragen.
Beoordelen
Aan de hand van het beoordelingsmodel kan je de ontwikkeling van de student op een uniforme manier in beeld brengen. De score zelf is veel lastiger te uniformeren.
Neem het aspect van het helder verwoorden van wat er gedaan is tijdens het project. De ene student gaat het presenteren makkelijk af en hij weet een wervend verhaal te houden. De andere student is introvert en brengt zijn verhaal hakkelend over de bühne. Wie scoort er nu beter?
De essentie van het keuzedeel is dat de student voortgang in zijn persoonlijke ontwikkeling moet laten zien. De student die de presentatie op zijn sloffen doet toont geen ontwikkeling over verdieping. De introverte student die een drempel heeft overwonnen laat wel ontwikkeling zien. Daarom is bij de eindbeoordeling van het project gekozen voor een weging van teamcijfers én individueel cijfer.
Dit voorbeeld laat ook zien dat ondernemend gedrag niet stopt bij het examen. Het keuzedeel biedt de studenten de kennis en vaardigheden om zich te blijven ontwikkelen, ook ná het examen van het keuzedeel en na het afronden van zijn opleiding.
Wie beoordeelt?
Vaak krijgen we de vraag of je de voortgang met één of met twee personen moet beoordelen. Veel opleidingen gaan uit van het vier-ogen-systeem, dus twee beoordelaars.
Twee beoordelaars is prima, maar maakt het wel lastig te organiseren. Wij gaan er van uit dat de begeleidende docent de deskundige is en de voortgang het beste kan beoordelen.