Onderwijs en zorg horen bij elkaar. Als docent is je primaire taak om je leerling kennis en vaardigheden bij te brengen. Om dat goed te kunnen doen moet je er tevens voor zorgen dat hij goed in staat is om te leren. Maar zorg van de verkeerde soort verstikt het ondernemend gedrag van de leerling. Het put jou uit als docent. Lever jij ook te veel zorg?
Als school, manager en als docent zorg je voor een goed leerklimaat op je school. Je leerlingen moeten zich er veilig voelen, thuis voelen en ze moeten zich vrijelijk kunnen bewegen om zich de lesstof eigen te maken. Vanzelfsprekend zijn de juiste middelen aanwezig om te kunnen studeren.
Meestal gaat de zorg voor de leerlingen (veel) verder. Leerlingen met beperkingen moeten in staat zijn om te leren, ongeacht hun beperking. Met ontbijtjes, overblijven en huiswerkklassen worden taken van ouders overgenomen. En als de resultaten achterblijven dan is er altijd nog de studiecoach. Wat is goed en wat is fout: waar ligt de grens?
Zorgtype 1: in staat stellen
Er zijn twee vormen van het bieden van zorg. Het instaat stellen dat leerlingen goed kunnen studeren is de eerst vorm. Daarbij worden díe maatregelen genomen dat leerlingen aan de slag kunnen, dat ze over de juiste middelen beschikken en dat eventuele belemmeringen zijn weggenomen of worden gecompenseerd.
Bij dit zorgtype staat de zelfstandigheid van de leerling centraal. De school en de docent doen juist voldoende zodat de leerling aan de slag kan. De school en de docent hebben duidelijke rollen en verantwoordelijkheden; de leerling is leidend en de school is volgend.
Zorgtype 2: uit handen nemen
Zorgtype 2 is het uit handen nemen van taken, verantwoordelijkheden en van problemen die de leerling heeft. De centrale gedachte achter dit zorgtype is dat de situatie te lastig is voor de leerling: hij kan het zelfstandig niet oplossen. De school en de docent nemen de last van de leerling over.
Bij dit zorgtype wordt er vanuit gegaan dat de leerling niet in staat is om de problemen die hij bij de opleiding ontmoet zelf op te lossen. Hij heeft daarvoor hulp van derden nodig. Het gevolg is dat er een zogenaamde dramadriehoek ontstaat: leerling, zorg en onderwijs raken in elkaar verstrengeld.
De valkuil voor jou als docent
Als docent moet je de balans vinden in het hanteren van beide zorgtypes. Want soms moet je type 2 bieden en soms type 1. Het lastige is dat type 1 als afstandelijk en koud kan worden ervaren, terwijl type 2 als warm en betrokken wordt ervaren. Als docent wil je je leerlingen immers graag stimuleren en motiveren, en vooral ook helpen. Zorgtype 2 voelt fijner.
En dat is de valkuil voor menig docent. Vanuit betrokkenheid bied je veel van het type 2 om de leerling te helpen. De leerlingen waarderen al die hulp en ondersteuning. En daarna willen ze dat opnieuw. Als docent word je een actief onderdeel van het leerproces van vele leerlingen. Maar je kan nog zoveel zorg bieden: de leerling neemt zelfstandig zijn beslissingen zonder dat jij dat echt kunt beïnvloeden. Dat frustreert.
In de ziekenzorg noemen ze dit wel het “Florence Nightingale- syndroom”. Je wilt zo graag helpen dat je juist het tegendeel bereikt van wat je beoogt. In plaats van zelfstandigheid ontstaat afhankelijkheid. Dit syndroom put je uit zonder dat het je voedt, je doet nooit genoeg, je doet het nooit goed genoeg en het resultaat is minder dan je graag zou willen.
Hoe ondernemend is jouw onderwijs?
Bij ondernemend onderwijs hebben we het vaak over ondernemend gedrag en ondernemerschap, en over hoe je daar les in geeft. Dan gaat het over studentbedrijven en ondernemende projecten, over methodes en technieken.
Meestal zijn we ons niet bewust van het zorgtype dat we als school of als docent hanteren. Als je uitgaat van type 2 dan moet je als docent hard werken, zonder bevredigende resultaten. Zorgtype 1 is bij uitstek geschikt voor ondernemend onderwijs.
En de winst ligt op twee gebieden. De leerlingen vinden het veel leuker en succesvoller. En als docent haal je betere resultaten en raak je minder uitgeput!
ik ben het helemaal eens met Gerard, sommige SLB-ers (studieloopbaanbegeleiders willen het nut van hun functie tot uiting laten komen door het bieden van zorgtype 2. Krijgen ook uitstekende beoordelingen van studenten.
Op deze plaats wil ik ook een ander aspect aan de orde stellen. De laatste jaren hebben we over ondernemend gedrag en ondernemerschap als speerpunten in het onderwijs, mbo en hbo. Ik herinner me van de 90-jaren, toen de HEAO-Arnhem als een van de eerste hbo-instellingen sociale vaardigheden in het lesprogramma opnam, daar sceptisch op werd gereageerd. Docenten Taalvaardigheid vonden dat iets voor hun vakgebied, andere docenten (bedrijfseconomie, recht, operations reserach) vonden dat flauwekul. de reacties van veel bedrijven (via stages en afstudeeropdrachten) was niet veel positiever: dat leren ze bij ons wel, in de praktijk. Een de studenten, die vonden het 3 x niks.
Nog steeds (ik spreek over commerciële opleiding van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen) wordt de aandacht voor ondernemend gedrag (1e jaar) en ondernemerschap (2e jaar) niet erg gewaardeerd door studenten. Ze schenken er wel aandacht aan, omdat er studiepunten tegenover staan. En als je zegt en schrijft wat de docent wil horen, dan heb je die (citaat student). Wat ik wil zeggen: veel studenten zien het nut niet in van dit ‘softe’ onderdeel. ‘Zeg maar wat ik moet kennen of moet doen voor het tentamen, meneer’.
Wat te doen met deze onzelfstandige, reactieve houding? Persoonlijk zou ik er wel raad mee weten, maar ik denk dat er docenten zijn die dat niet weten en misschien daarom on zorgtype 2 vallen. Of in zorgtype 0: jullie moeten nu zelfstandig zijn, dus zijn jullie zelfstandig. Vandaag bespreken we de noodzaak om bij je ‘persona brand’ stil te staan’………