Het woord studeren is populair in onderwijsland. Bijna elke opleiding noemt zijn deelnemers student; in het wetenschappelijk onderwijs, in het hbo en sinds enige tijd ook in het mbo tot en met niveau 1. Maar niet elke leerling is een student! Cruyfiaans geformuleerd: met “studeren” doe je leerlingen tekort!
De laatste tien jaar wordt het begrip “studeren” steeds breder toegepast. De oorspronkelijke betekenis van het woord luidt: het volgen van een wetenschappelijke opleiding. Met andere woorden: studeren doe je aan de universiteit.
Inflatie
Met de herinrichting van het hoger onderwijs en de invoering van het systeem van bachelor en master wordt het begrip studeren ook in het hbo gebruikt. Sinds een aantal jaar is het begrip ook in zwang gekomen in het mbo. Veel mbo-opleidingen hanteren inmiddels het begrip student in plaats van leerling. Een aantal roc’s zoekt een middenweg en gebruikt het woord “deelnemers”.
De motor onder de inflatie van het begrip studeren ligt, denk ik, vooral op het gebied van status. Want bij studeren denk je toch in eerste instantie aan wetenschap, aan exclusiviteit en aan studeren aan een universiteit. De positieve gevoelswaarde van het woord student draagt bij aan het profileren van de opleiding, dus aan meer studenten.
Meer dan een taalkundige kwestie
Hoe erg is het nu dat leerlingen steeds vaker student worden genoemd? Bij beide begrippen gaat het toch om de overdracht van kennis en het aanleren van vaardigheden?
Studeren gaat echter veel verder, het gaat specifiek over verbreding en verdieping:
- Inzicht verkrijgen,
- Verbredend,
- Beschouwing met intellectuele distantie,
- Wetenschappelijke onderzoeksmethoden aanleren, en
- Nieuwe inzichten ontwikkelen.
Dit is allemaal gebaseerd op intellectueel vermogen, zelfstandigheid en zelfwerkzaamheid.
Voor mbo-leerlingen en voor diverse hbo-leerlingen gaat dit simpelweg niet op. Zij hebben behoefte aan ondersteuning en begeleiding.
Met studeren doe je je leerlingen tekort!
Maar waarom is het nu nadelig dat leerlingen als student worden benaderd?
Kort samengevat doet het begrip student geen recht aan de groep jongvolwassenen die behoefte hebben aan begeleiding en ondersteuning. Veel mbo-leerlingen zijn laaggeletterd, zo blijkt uit onderzoek van de Universiteit van Maastricht (2014). Zij beschikken simpelweg niet over de vaardigheden om zelfstandig te studeren. Zij hebben juist behoefte aan structuur, strakke kaders en begeleiding. Ook in de eerste jaren van het hbo hebben nog veel studenten hier behoefte aan.
Docenten hebben vaak een hbo- of academische opleiding. Dit referentiekader en het begrip “student” leiden tot een academische benadering die onvoldoende aansluit bij de behoefte van de leerling. Leerlingen worden aangesproken op een mate van zelfstandigheid die ze niet aankunnen, op vaardigheden die ze niet beheersen, op een intellectuele motivatie die ze niet hebben. Maar deze leerlingen willen wel een vak leren.
Het gat tussen wat de leerling kan en wat van de student verwacht wordt kan versterkt worden door lesmethodes met onduidelijk gedefinieerde (engels-talige) begrippen. Ook het werken met elektronische leeromgevingen kan hier aan bijdragen. Een elektronische leeromgeving vereist overzicht en inzicht die de leerling niet heeft.
Kies de keuzedelen zorgvuldig
In het mbo worden sinds dit schooljaar zogenaamde keuzedelen aangeboden. De gedachte achter de keuzedelen is dat dit de leerling de mogelijkheid biedt om zijn opleiding te verdiepen of te verbreden. Dit is helemaal in de lijn met de academische gedachte! Hier ligt dus ook het risico.
Daar komt bij dat er, wettelijk gesproken, geen minimaal aantal contacturen geboden hoeven te worden. Er zijn opleidingen waar slechts 40 van de 240 SBU uit contacturen bestaat, de overige tijd moet met zelfwerkzaamheid worden ingevuld. Het spreekt voor zich dat hier grote risico’s ontstaan.
Ondernemend Gedrag is het meest geselecteerde keuzedeel, gevolgd door Oriëntatie op Ondernemerschap. Ondernemerschap staat op de zesde positie. Om de leerlingen hier daadwerkelijk de ondersteuning te bieden die ze nodig hebben is het verstandig te kiezen voor methodes met een duidelijke structuur, heldere opbouw, Nederlandstalige begrippen en transparante examinering.
Op deze manier worden leerlingen gezien en gewaardeerd in hun vaardigheden.