in Lesmethoden

De noodzaak van ondernemend onderwijs wordt nauwelijks meer betwist. De samenleving vraagt, nee eist het van moderne studenten. En studenten verlangen er zelf ook naar. Geleidelijk wordt duidelijk dat ondernemend onderwijs van de docent andere activiteiten vraagt dan deze voorheen gewend was. De vier rollen van de docent op een rijtje.

 

Ondernemend gedrag en ondernemerschap hebben de afgelopen jaren een steeds grotere plaats gekregen in het onderwijs. Het proces is geleidelijk verlopen. Ondernemend onderwijs is voor veel scholen vanzelfsprekend geworden. Het wordt ook steeds meer verankerd in curricula en examinering. Dat geldt voor VO, Mbo en Hbo.

Ondernemende vaardigheden

In het traditionele denken over onderwijs staat kennis centraal. Bij ondernemend onderwijs gaat het over kennis, vaardigheden en houding. Daarbij vallen twee dingen op. Vaardigheden en houding zijn er bij gekomen, dus het onderwijs wordt breder, met behoud van het belang van kennis.

Vaardigheid en houding zijn gebonden aan de persoon van de student. Om als docent de student te ondersteunen bij zijn ondernemend leerproces moet de docent persoonsgerichte aandacht besteden aan de student. Meer maatwerk dus. En dat is precies wat de studenten willen, blijkt uit ons onderzoek Ondernemend Onderwijs op het Kantelpunt. Studenten willen gezien worden: op hun ambitie, drijfveren en (on)mogelijkheden.

De 4 rollen van de docent

Bij ondernemend onderwijs vervult de docent vier rollen. Deze rollen hebben te maken met:

  • Inspireren … ook als rolmodel
    Leerlingen willen geïnspireerd en gemotiveerd worden. Is dit niet eigenlijk de hoofdtaak van een docent? Die inspiratie komt deels voort uit de inhoud van het vak, en deels uit het toekomstig beroep. En bij ondernemend onderwijs komt daar nog iets bij: als docent moet je ondernemend gedrag vóórleven, je bent rolmodel.
  • Instrueren … om op weg te helpen
    Instructie is een vanzelfsprekende activiteit van de docent. Belangrijk uitgangspunt is dat de student gaandeweg de opleiding meer verantwoordelijkheid gaat dragen. Hij gaat zijn eigen mogelijkheden verkennen. Te veel instructie remt dat proces. Instructie moet zich richten op het op weg helpen van de student.
  • Begeleiden … om bij te sturen
    Begeleiden van studenten is voor veel docenten een valkuil. Een valkuil omdat het moeilijk is de maatvoering te bepalen. Begeleid je te veel dan neem je het als het ware over van de student. Begeleid je te weinig dan maak je een spoorzoeker van je student. Begeleiden gaat om richting geven, een duwtje in de juiste richting.
  • Beoordelen … om te laten groeien
    Wat beoordeel je? Als het om kennis gaat dan moet de student die natuurlijk feilloos beheersen. Maar waar het om vaardigheid en houding gaat wordt het ingewikkelder.

    Wat is een goede houding? En waar leg je de lat, op het gemiddelde niveau? Dan worden de uitblinkers niet gestimuleerd. Beoordelen staat in het teken van de individuele ontwikkeling. Laat het gemiddelde niet leidend zijn. Beoordeel niet om af te vinken, maar om de student een volgende stap te laten zetten. De student wil gezien worden.

Ook de docent wil gezien worden

Niet alleen de student wil gezien worden, dat geldt ook voor de docent. Ondernemend onderwijs stelt nieuwe en soms extra eisen aan docenten. Eisen waarvoor ze zich moeten bekwamen. Omdat het proces van invoering geleidelijk verloopt ervaren teams en docenten de behoefte aan persoonlijke ontwikkeling werkenderwijs.

Ook docenten hebben behoefte aan inspiratie en het stimuleren van hun motivatie. Voor professionals als docenten ligt instructie misschien wat gevoeliger……
Veel docenten ervaren de behoefte aan begeleiding en beoordeling, niet voortdurend maar wel gericht op bepaalde thema’s.

Gerichte aandacht voor docenten en docententeams is nodig in het kader van ondernemend onderwijs. Niet van bovenaf, niet generiek maar individueel, maatwerk en gericht op hun specifieke situatie. Ook docenten willen gezien worden: omdat het leuk is en omdat het nodig is.

Recente berichten

Laat een reactie achter

16 − twee =

0