in Algemeen, Inspiratie

Al een jaar of vijf zweeft het begrip “hybride” in het onderwijs rond. Hybride onderwijs, hybride leren en hybride docenten: hybride is de oplossing, zo schijnt het. Maar voor welk probleem is hybride eigenlijk de oplossing? Is het eigenlijk wel een oplossing? In deze blog ongemakkelijke antwoorden op een vraag die vaak vermeden wordt.

Het woord “hybride” is in de mode. Hybride docenten vormen de oplossing voor het tekort aan docenten. Hybride onderwijs slaat de brug tussen onderwijs op school en het leren in de praktijk. Dat is althans de bedoeling. Hybride leren hoort thuis in het lijstje onder de noemer “leervormen”, samen met bijvoorbeeld werkplekleren, BPV en praktijkleren.

Wat wordt bedoeld met het woord hybride? De definitie van het begrip hybride is: de combinatie van twee ongelijksoortige zaken. De school en de beroepspraktijk zijn blijkbaar twee ongelijksoortige werelden geworden. Met hybride leren, en de andere vormen, wordt gezocht naar de oplossing van het knellende probleem tussen deze twee werelden.

Achter op de praktijk?

Beroepen veranderen in een snel tempo, de technische ontwikkelingen versnellen dat proces. Maartschappelijke ontwikkelingen, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid, stellen nieuwe vragen aan bedrijven en dus ook aan het onderwijs. Van opleidingen wordt verwacht dat ze deze ontwikkelingen volgen en studenten voorbereiden op deze veranderingen.

Veel opleidingen proberen de praktijk binnen de schoolomgeving na te bootsen. Maar hebben opleidingen wel een actueel beeld van het beroep? Wat zijn de huidige werkzaamheden en wat zijn de ontwikkelingen? Is de deskundigheid van docenten nog wel actueel? Het risico is groot dat de opleiding achter loopt op de praktijk.

Cultuurverschil

Daarnaast is er sprake van een cultuurverschil. Binnen de school staat het leerproces van de student centraal: zijn persoonlijke ontwikkeling, zijn houding en zijn vaardigheden. De student is de klant in het schoolproces, en hij wordt met zorg begeleid. De cultuur is vooral studentgericht.

In de beroepspraktijk is de student niet meer zelf de klant, maar moet hij, als onderdeel van een organisatie, zelf klanten helpen. Niet het leerproces van de student maar het resultaat voor het bedrijf en voor de klant staat centraal. Dat vereist een andere, meestal ondernemende houding. De cultuur is klantgericht.

Onderwijs en beroepspraktijk hebben elk een eigen cultuur, met verschillende normen en waarden. Van studenten wordt verwacht dat zij hier mee om kunnen gaan. In de praktijk valt dat niet mee. Met concepten als “hybride leren” wordt geprobeerd om deze kloof te overbruggen.

School-centraal denken

Maar ook bij hybride-, werkplek-, BPV- en praktijkleren is de school het vertrekpunt. De afgelopen jaren is dit toegenomen. De didaktiek is steeds verder uitgediept, wat ook blijkt uit de toename van bijvoorbeeld onderwijskundigen. Onderwijsprocessen worden geformaliseerd, denk bijvoorbeeld aan de regelgeving rondom examinering.

Op het gebied van vakmanschap en beroepenveld zijn de binnen het onderwijs slechts een beperkt aantal initiatieven om aan te sluiten bij de actualiteit in het beroepenveld. De practoraten bij enkele opleidingen vormen een van de schaarse uitzonderingen.

Scholen zijn juist steeds meer school-centraal gaan denken, waardoor de afstemming met het beroepenveld minder aandacht krijgt. Een bijkomend effect van deze ontwikkeling is dat het voor bijvoorbeeld hybride docenten en zij-instromers steeds moeilijker wordt om tot het onderwijs toe te treden. De kloof is groter geworden.

Overbruggen of wegnemen?

Met hybride onderwijs proberen opleidingen de kloof tussen onderwijs en beroepenveld te overbruggen. Dat gebeurt bijvoorbeeld door vakmensen uit de praktijk als hybride docent aan te stellen. Of scholen gaan, binnen de school, opdrachten voor bedrijven uitvoeren. Ook zijn er scholen die binnen de school een bedrijf nabootsen, bijvoorbeeld een reisbureau.

Op deze manier blijft de schoolcultuur leidend, en maken studenten weinig contact met het echte, snel veranderende beroepenveld. Het is een tussenoplossing, maar geen echte oplossing.

Loslaten

Om de kloof écht te overbruggen is een gewaagdere stap nodig. Ook daar zijn voorbeelden van, bijvoorbeeld het Zone College. Hun gedachte is om 40% van de onderwijstijd te laten verzorgen door en in samenwerking met bedrijven en organisaties. Bedrijven brengen actuele marktontwikkelingen en innovaties in, de opleidingen bieden de basis en borgen de kwaliteit van het onderwijs.

In deze aanpak staat wel het leren van de student centraal, maar niet meer de school. School en bedrijven zijn partner in het proces, waarbij studenten in het écht leren.

De ambitie is makkelijk opgeschreven, maar de uitvoering is natuurlijk complex. Dat is alleen maar mogelijk als je ruimte biedt aan de bedrijven als partner. Opleidingen moeten dus een stuk van de werkzaamheden en verantwoordelijkheden loslaten. Dat is een grote stap, die misschien beter in kleinere stappen gezet kan worden.

Een ondernemend project met een bedrijf als externe opdrachtgever kan de eerste stap zijn.

Recente berichten

Laat een reactie achter

zestien − 14 =

0